Al voordat de radio was uitgevonden, hebben mensen geprobeerd om draadloos informatie uit te wisselen. Van oudsher werden er al optische middelen als rooksignalen, vuren, vlaggen en lampen gebruikt. Het grote nadeel van dergelijk methoden is dat ze niet werken bij slecht weer en dat informatie slechts over korte afstanden kon worden verzonden. De ontvanger moet immers op gezichtsafstand van de zender blijven. Aan deze nadelen kwam een einde met de uitvinding van de radio.
Ontdekking van de radiogolf
Nog niet eens zo heel lang geleden ontdekte de Deen Hans Christian Oersted het eerste verband tussen elektriciteit en magnetisme. Hij ontdekte in 1820 dat met een elektrische stroom een magneetnaald van richting kon worden veranderd. De elektromagneet was uitgevonden.
Het omgekeerde effect
In 1831 toonde Michael Faraday het omgekeerde effect aan, dat een magneet een elektrische stroom kan opwekken (inductie) en het samengestelde effect dat een stroom die door een draad loopt een stroom in een andere draad kan induceren. James Clerk Maxwell legde dit vast in zijn wiskundig model van het elektromagnetische golven. Maxwell bewees wiskundig dat elektromagnetische golven zich met dezelfde snelheid voortplanten als lichtgolven en dat licht net als een radiogolf in feite een elektromagnetisch verschijnsel is.
De allereerste radioverbinding
De Duitser Heinrich Hertz deed in 1888 en proef waarbij hij het gelijk van Maxwell bewees. In feite bracht Hertz de allereerste radioverbinding tot stand. Hij veroorzaakte tussen twee metalen bollen die elkaar net niet raakte een vonk en ogenblikkelijk veroorzaakte dit een vonk tussen twee draadeinden aan de andere kant van de kamer. Later werd de eenheid van de frequentie van een elektromagnetische golf naar Hertz vernoemd.
In 1896 slaagde de jonge Italiaanse ingenieur Guglielmo Marconi er in om in de tuin van zijn vader elektrische golven op te wekken en deze op enige afstand waar te nemen. Hij was de eerste die het economisch belang van de radio inzag. Hij liet zijn geesteskind dan ook bij het octrooibureau registeren. De “draadloze telegrafie” was geboren.
Geschiedenis van de radiografische afstandsbediening
Robert Adler kan als de uitvinder van de afstandbediening worden aangemerkt; het draadloos besturen van een apparaat of machine. Adler, die in 2007 overleed op 93-jarige leeftijd, werkte in de jaren vijftig bij televisiefabrikant Zenith, die het apparaatje dat op basis van ultrasone geluiden functioneerde, introduceerde. Door de uitvinding van de afstandsbediening is het kijkgedrag flink veranderd doordat televisiekijkers gingen ‘zappen’. Overigens produceerde het Amerikaanse bedrijf Philco reeds voor 1939 een draadloze afstandsbediening voor radio, waarmee zowel volume als zender op afstand kon worden ingesteld.